Opgenomen op 28 augustus 1963 in het Lincoln Memorial, Washington D.C.
(Text)
Dus ook al hebben we te maken met de moeilijkheden van vandaag en morgen, ik heb nog steeds een droom. Het is een droom die diep geworteld is in de Amerikaanse droom.
Ik droom ervan dat deze natie op een dag zal opstaan en de ware betekenis van haar credo zal waarmaken: “Wij beschouwen deze waarheden als vanzelfsprekend, dat alle mensen gelijk zijn geschapen.”
Ik droom ervan dat op een dag op de rode heuvels van Georgia de zonen van voormalige slaven en de zonen van voormalige slavenhouders samen aan de tafel van broederschap kunnen zitten.
Ik droom ervan dat op een dag zelfs de staat Mississippi, een staat die zindert van de hitte van onrechtvaardigheid, die zindert van de hitte van onderdrukking, zal veranderen in een oase van vrijheid en rechtvaardigheid.
Ik droom ervan dat mijn vier kleine kinderen op een dag in een land zullen leven waar ze niet worden beoordeeld op hun huidskleur, maar op de inhoud van hun karakter.
Ik heb een droom vandaag!
Ik droom ervan dat op een dag in Alabama, met zijn gemene racisten, met zijn gouverneur die zijn lippen vol heeft met de woorden “interpositie” en “nietigverklaring” — op een dag zullen kleine zwarte jongens en zwarte meisjes daar in Alabama kleine blanke jongens en blanke meisjes als zussen en broers de hand kunnen schudden.